In een onstuimige wending noteerde de euro woensdag weer boven de 1,07 dollar, met een piek op 1,0714 dollar, na onverwacht zwakke macro-economische data uit de VS. Deze gegevens wakkeren de speculaties aan over een mogelijke versoepeling van het monetaire beleid.
De Amerikaanse PMI-index daalde verrassend van 52,1 een maand eerder naar 50,9 in de eerste meting van april, volgens rapporten die dinsdagmiddag werden onthuld. Dit cijfer lag aanzienlijk onder de marktverwachtingen en veroorzaakte een rimpeling door de financiële markten.
“In deze context lijkt de recente stijging van de euro slechts een tijdelijke opleving te zijn,” beweerde een marktanalist van Rabobank in een gesprek met ABM Financial News. “Wij verwachten dat de euro binnen ongeveer drie maanden zal dalen naar 1,05 dollar, voordat het een meer structurele stijging ondergaat,” voegde hij eraan toe. Hij speculeerde ook over toekomstige acties van de Fed: “We verwachten nu twee renteverlagingen van de Fed, hoewel een verlaging in juni onwaarschijnlijk lijkt.”
De analist voorspelt voor vandaag geen grote schommelingen in de valutamarkt, maar wijst op vrijdag als een cruciaal moment. Dan worden de kerninflatiecijfers van de VS voor maart vrijgegeven, met een verwachte daling naar 2,7 procent van 2,8 procent in februari.
Tegelijkertijd blijft de ECB volgens ECB-bestuurder Luis de Guindos vastbesloten om in juni de rente te verlagen. In een interview met de Franse krant Le Monde benadrukte hij: “Tenzij er verrassingen zijn, is dit besluit al genomen.” Christine Lagarde, de voorzitter van de ECB, heeft duidelijk gemaakt dat het rentebesluit afhankelijk is van economische data en niet van de acties van de Fed, hoewel ontwikkelingen in de VS zeker een rol spelen in de overwegingen van de ECB.
Ondertussen blijft de inflatie in Australië een punt van zorg, met een jaarlijkse stijging van 3,6 procent in het eerste kwartaal. Dit zet de Reserve Bank of Australia onder druk, gezien de laatste renteverhoging in januari met 25 basispunten.
De euro daalde uiteindelijk met 0,1 procent tot 1,0683 dollar, terwijl het Britse pond met 0,2 procent daalde tot 1,2427 dollar tegenover de Amerikaanse dollar. De Australische dollar klom echter met 0,3 procent naar 0,6504 Amerikaanse dollar.